Beschrijving
‘Mijn leven met al zijn beperkingen, dwaalwegen en heerlijkheden was mij blijkbaar voorbestemd, om tot slot te leiden naar wat in deze bladzijden werd vastgelegd’.
Met deze regels besluit F.C. Terborgh een ongepubliceerd gebleven tekst getiteld Wat ik geloof, geschreven twee jaar voor zijn dood.
In deze beschouwende tekst geeft Terborgh, terugkijkend op zijn leven en ervaringen, zijn visie op vele aspecten van het menselijk bestaan. De grondslag wordt hierin gevormd door een gevoel van berusting en aanvaarding, een thema dat ook in zijn scheppend werk een voorname rol speelt. Dit alles vanuit ‘een eerlijk gevoeld agnosticisme’. Daarnaast komen in dit geschrift zaken naar voren als de relatie tussen man en vrouw en Terborghs houding ten opzichte van zijn naderende levenseinde. Zijn visie is daarbij niet zelden pessimistisch: ‘In al het essentiële zijn wij alleen’. Maar daarnaast zijn er verzuchtingen als ‘Laat mij genieten in diepe teugen’.
Opvallend is een lange visionaire passage waarin F.C. Terborgh zaken aan de orde stelt als klimaatverandering, ontbossing en het uitputten van grondstoffen die zijn veroorzaakt ‘door botte arrogantie’.
Deze uitermate boeiende en intrigerende tekst verschijnt nu bij de Statenhofpers in de reeks Saldencahiers. Eerder verscheen in deze reeks Terborghs Jeugd. Op verzoek van de uitgever schreef H.C. ten Berge, die jarenlang met Terborgh bevriend was en veelvuldig over zijn werk publiceerde, speciaal voor deze uitgave een uitvoerig nawoord. Hierin gaat hij in op de thema’s die in Wat ik geloof aan de orde komen en de relatie van die thema’s met het scheppend werk van Terborgh. Maar ook schrijft Ten Berge uitvoerig over zijn vriendschap met Terborgh en de verwijdering die uiteindelijk tussen hen ontstond.
Wat ik geloof geeft op unieke wijze inzicht in de levensfilosofie van een groot auteur en geeft nog lang na lezing stof tot nadenken. Lezers die met het werk van Terborgh onbekend zijn, kunnen er veel behartigenswaardigs in ontdekken en erdoor gestimuleerd worden zijn oeuvre te gaan lezen. Ten onrechte immers is aan zijn werk het odium ‘voor fijnproevers’ blijven kleven.